Nog een keer kijk ik de kring rond. Met deze mensen heb ik de afgelopen 12 weken lief en leed gedeeld. En na vandaag zie ik ze nooit meer.
Dat is de keerzijde van ACT in groepsvorm. Maar ergens is zo’n afronding ook wel fijn. Het is in ieder geval een goed moment om de balans op te maken. Welke 7 dingen heb ik de afgelopen tijd geleerd over mijn angststoornis?
- De angst is niet de vijand. Net als de innerlijke criticus werkt hij hard om me veilig te houden. Ooit heb ik ze onbewust in het leven geroepen, en ze gaan pas weg als ze intrinsiek voelen dat ik ze niet meer nodig heb.
- De angst die vaak door mijn lichaam giert, is biologisch verklaarbaar: namelijk een overbelast zenuwstelsel. Dit zenuwstelsel staat vanaf mijn geboorte (en zelfs daarvoor) op de stand ‘onveilig’. Dat is de default-modus. Complex jeugdtrauma (cptts) heeft dit versterkt. Met lichaamswerk zoals ademhalingsoefeningen probeer ik mijn lichaam te leren dat het veilig is om te ontspannen.
- Angst en (een gebrek) aan zelfcompassie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De angst om het niet goed te doen is vaak het startpunt van een paniekaanval. En ik kan het niet snel goed doen: als ik dingen vermeed werd ik boos op mezelf, maar als ik mezelf teveel pushte ook.
- Ik kan mijn perfectionisme loslaten als ik creëer. Of ik nu rendieren maak voor kerst, mijn gedachten op papier zet of een lichtval fotografeer: het brein heeft even geen ruimte voor dwang.
- Veiligheid zit in jezelf (of niet). Je kunt dit niet ‘uitbesteden’. Als je steeds aan een ander (of ChatGPT) moet vragen of iets veilig is, ontneem je jezelf de kans om dit zelf waar te nemen. Daarnaast is het net zo verslavend als hard-drugs.
- Liefde is het tegenovergestelde van angst. Mededogen voor je medemens en jezelf, proberen (voor)oordelen achterwege te laten: het zorgt voor een energie-switch. Oprechte verbinding met anderen is een directe levensbehoefte en zorgt voor zingeving.
- Ik kan alle antidepressiva slikken die er op de markt zijn; zolang ik bovengenoemde punten niet integreer in mijn leven, blijf ik in gevecht met mijn ocd en daarmee met mezelf.
Nog een keer delen we onze waarden. Onwennig nemen we afscheid. ‘Het ga jullie allemaal goed’, fluister ik, voor we allemaal ons eigen pad vervolgen.




